Uit andere tijdschriften
Het fotografeeren van étalages.
Het komt nogal eens voor, dat voor het
maken van reclame-drukwerk de hulp wordt
ingeroepen van den fotograaf en dat hij op
namen moet maken van étalages. Zoo oogen-
schijnlijk is dat een eenvoudige zaak. Je zet
je toestel op en je maakt maar een opname.
Doch dat valt in de praktijk meestal erg
tegen. In de eerste plaats is de ligging van
een winkel, uit fotografisch oogpunt be
schouwd, vaak ongunstig. Hetzij, dat men
juist tegenlicht heeft, of dat de afstand, die
beschikbaar blijkt, zeer klein is. Meestal is ook
het drukke verkeer een groote belemmering.
In zoo'n geval is het een handige methode
om met een zeer klein diaphragma te werken,
zoodat men lang moet belichten. De be
weging van een enkel figuurtje heeft dan
geen invloed meer en de persoon in kwestie
verdwijnt geheel op de foto, omdat zijn
beweging te snel was om in dien langen
belichtingstijd een scherp beeld te geven.
Behalve deze moeilijkheden komt er echter
nog een factor bij, die nog grooter en voor
namer rol speelt en dat is de weerspiegeling
in de ruit der étalage. Zelfs wanneer de zon
recht in de étalage schijnt, ziet men meestal
toch nog een duidelijk beeld van de tegen
overliggende huizen, enz., en zal dit natuur
lijk zeer storend werken. Ook een lucht is
zeer hinderlijk, omdat deze een totaal witte
vlek oplevert op de foto.
In bijna alle gevallen maakt men het beste
gebruik van het opnemen bij kunstlicht. Ik
bedoel niet met magnesiumlicht, want dat
geeft ook spoedig lichtreflexen. Doch men
fotografeere met het licht, waardoor de étalage
gewoonlijk verlicht is. Eén moeilijkheid doet
zich voor, dat men vaak de lampen zelf mee
fotografeert en deze geven natuurlijk al gauw
een sterke overstraling. Echter kan men be
ginnen met de sterkst hinderlijke uit te draaien,
want of er wat minder licht brandt, dat
geeft toch niet, daar men dan eenvoudig
wat langer belicht. Kan men de bovenlichten
afdekken door het winkelgordijn wat te
laten zakken, dan is dit natuurlijk ook zeer
aan te bevelen. Het spreekt wel vanzelf, dat
men prima anti-halo platen moet gebruiken
en wel liefst die met dubbele laag, zooals
Agfa Isolar, Perutz Perorto bruinzegel, enz.
De lichtbronnen zelf worden feitelijk ook
sterk overbelicht en bij deze plaatsoorten
wordt dat overtollige licht bijna geheel op
genomen door de tweede langzaamwerkende
laag, die in het fixeerbad bijna geheel verdwijnt.
Bij de belichting heeft men natuurlijk rekening
te houden met de licht- en met de schaduw
partijen en kan men steeds het beste aan
den ruimen kant belichten. Trouwens kunst
licht geeft een kolossale speling in den be
lichtingstijd, zoodat het op een paar seconden
niet aankomt. Twijfelt men, dan neme men
een paar platen met een zeer groot belich-
tingsverschil. Bij een normaal verlichte étalage
belicht men met een diaphragma F 11 b.v. 1
min. Een volgende opname kan men gerust
4 min. belichten, zonder dat men al te gekke
dingen krijgt. Vooropgezet dat men doelmatig
ontwikkelt. Ook bij avondlicht komen wei
eens reflexen voor, doch deze zijn gering en
een enkel lichtpuntje kan men gemakkelijk
wegwerken. In het ergste geval kan men
achter den fotograaf nog een groot donker
doek houden, doch dat is meestal niet noodig.
Het is verrassend hoe goed alles bij kunst
licht uitkomt en men krijgt ook meer de
intieme belichting van een étalage te zien.
Daar men 's avonds werkt, desnoods erg
laat, heeft men ook geen last van voorbij
gangers en een enkele kan men rustig laten
passeeren.
Alleen bij lichtgevende voertuigen als auto's,
enz., moet men oppassen daar deze strepen
veroorzaken. Valt het verkeer binnen den
gezichtshoek van de lens, dan houdt men
even den dop voor de lens, liefst er niet op,
want dan trilt het toestel misschien. Een
hoed is ook uitstekend te gebruiken. Als het
kan neme men geen te lang brandpunt der
lens, zoodat men dicht op de étalage staat.
Alleen oppassen voor wanverhoudingen.
Nu nog iets over de ontwikkeling. Door de
krachtige lichten krijgt men vrij spoedig harde
effecten. Men neme dus een zacht werkenden
ontwikkelaar, liefst verdund, zooals bij stand
ontwikkeling. Men heeft dan alles precies
in zijn macht en kan men ieder gewenscht
effect bereiken. Soms kan men ook een deel
van de plaat tegenhouden met wat broom
kalioplossing. Met een watje tipt men dan
een gedeeltelijk ontwikkelde plaat aan op
die gedeelten, die te sterk zouden worden
ontwikkeld en wordt daar de ontwikkeling
geremd door de broomkali.
408
J. J. SWART.
In ..Het orgaan van de
Ned. Fot. Patroonsver."