Onder
den
duim
Jhr. de Graelf als publicity-manager
Jhr. de Graeff is benoemd tot commissaris-generaal
voor de wereld-tentoonstelling te New York
11
Of ik als medewerkend voorwerp
wou optreden vroeg mij de
hoofdredacteur. „Maar voluit on
derteekenen", voegde hij erbij.
Daartegen had ik principieele be
zwaren. Namelijk vanwege de be
lasting. Als de fiscus mijn naam
hier zou zien, en dat ziet hij
zeker, aangezien hij zich ex pro-
fesso bezig houdt met „reclames"
dan zou ik er niet langs kunnen om
op het eerst volgend aangiftebiljet
deze nieuwe „bron van inkom
sten", dewelke voor mijn waarde
lezers alleen een bron van ergernis
bedoelt te zijn te vermelden. De
aanvankelijk onvermurwbare heer
redacteur, respect hebbend voor
andermans principes, stond me toe
min of meer anoniem mee te wer
ken, mits ik zoodanig signeerde, dat
mijn identiteit volkomen vaststond,
althans door anderen vast te stellen
zou zijn, als 't puntje bij het paaltje
kwam. Want, zoo zei hij, ik pas er
voor t.z.t. door den fiscus gedag
vaard te worden om te getuigen,
wie die openbare belastingontdui
ker is. Dan krijg je weer dat con
flict: beroepsgeheim geval Han
sen. En hoezeer ik ook betoogde,
dat een dergelijk gijzelingetje, be
halve een rustige en aangename va-
cantie, een excellente en weinig
kostbare reclame voor den gegijzelde
zou beteekenen, hield hij hardnek
kig voet bij stuk. Hij week geen
duimbreed. Door een gedachten-
associatie of een of ander complex
in mijn onderbewustzijn (Schuite-
ma) kwam ik er toe, onwillekeurig
op mijn duim te gaan zuigen en men
kan het gelooven of niet: dat inspi
reerde. Ja, die inspireerende duim,
werd hoogst eigen zèlvers de uit
komst: ik zou onderteekenen met
mijn duimafdruk. Dat is de meest
betrouwbare onderteekening, die er
is: geen twee menschen op de aard
kloot (vanwege het Vondeljaar)
hebben dezelfde duim-nervatuur, en
de moderne dactyloscopie geeft
méér positieve aanduiding omtrent
iemands identiteit, dan een onder
teekening.
De hoofdredacteur opperde eerst
nog het bezwaar, dat zijn blad
door dien duimafdruk een misdadi-
gers-cachet zou krijgen, hetgeen
naar ik betoogde reclame was en
de oplaag ten goede zou komen
en derhalve zei hij: „nu, accoord
dan". Eerst heb ik nog mijn huis
jurist Mr. DrAdvocaat en
Procureur geraadpleegd zooals ik
altijd pleeg te doen, tot groote
ergernis van mijn wederhelft, die
beweert, dat ik zelf van binnen zoet
jes aan heelemaal advocaat en pro
cureur bén, omdat ik dagelijks mijn
twee advocaatjes gebruik en 's mor
gens altijd met procureurs-spek ont
bijt eerst heb ik dus nog Mr.
Drgeraadpleegd, die mij ad
viseerde in elk geval niet te onder
teekenen met dien duimafdruk, maar
hem bóven mijn maandpraatje te
zetten, wijl dan het Openbaar Mi
nisterie t.z.t. zit te houwen met het
feit, dat het artikel niet onder- maar
„boventeekend" is, welke term niet
in de Nederlandsche Wetboeken
voorkomt -- die juristen toch!
en dus kan ik in dit eerste nummer
van de Revue der Reclame met mijn
onder-de-duim-rubriek van wal ste
ken, ervan overtuigd, dat de Scot
land Yard der belastingen mijn duim
afdruk als eerste zal registreeren in
haar nieuw aan te leggen dactylos-
copisch ontduikersarchief onder
nummer 1, en na mij geërgerd te
hebben aan de hatelijke opmerking
van den hoofdredacteur, dat het
vrij gemakkelijker is reclame onder
den duim, dan onder de knie te
hebben. Waarmee ik op mijn beurt
heusch geen Seitenhieb wil geven
aan de patroons ten gerieve van
reclame-chefs, van wie er trouwens
een behoorlijk aantal voldoende bij
de pinken is, om niet onder den
duim te zitten.
thum